Durf je dat?

Vandaag is het woensdag 21 februari. In deze podcast gaat het over Mozes die door God werd teruggeroepen naar Egypte… Wat heeft hij moeten overwinnen? Jor-El laat zien dat dit geen gemakkelijke weg was voor Mozes. De tekst voor vandaag is Exodus 3:1-hoofdstuk 4:17

Op 19 april 1909 stapte mijn overgrootvader in Semarang, Indonesië, op een boot onderweg naar Suriname om een mooie toekomst op te bouwen. Aan de Indonesische immigranten die nodig waren op de suikerplantages in Suriname, werden gouden bergen beloofd. Zo zouden zij na vijf jaar naar Indonesië terug keren als rijke mensen. Mijn overgrootvader, toen 21 jaar oud, wilde die kans niet voorbij laten gaan. Hij verbrak de banden met zijn Javaanse geboorteland, ouders en familie en ging in z’n eentje op dit avontuur. Tijdens de reis van ongeveer anderhalve maand stierven velen, maar hij overleefde het en was vastberaden om door hard te werken vele rijkdommen te vergaren in het land waar dromen uitkomen, Suriname.

Al gauw werd hij geconfronteerd met de harde realiteit. Geen gouden bergen, geen land van melk en honing, maar zware onderdrukking en discriminatie daarvoor in de plaats. Het gevoel van schaamte heeft veel Indonesische immigranten achtervolgd. Schaamte over het verbreken van de banden met de Javaanse geboortegrond en vooral die met ouders en familie. Schaamte om als mislukkeling gezien te worden.

Na vijf jaren hard gewerkt te hebben op de suikerplantages mocht mijn overgrootvader in juni 1914 terug naar Indonesië. Eindelijk was het zover. Maar van terugkeer zou er geen sprake meer zijn. Samen met hem durfden velen niet terug te keren naar Indonesië, uit vrees uitgelachen te worden. Hun leefsituatie was maar amper verbeterd en rijk waren ze zeker niet geworden.

In het bekende Exodusverhaal lezen wij dat Mozes vluchtte uit Egypte en de banden verbrak met zijn geboortegrond en familie. Daar in de woestijn bouwde hij een nieuw leven op. In Exodus 3 roept God hem op een bijzondere wijze vanuit de brandende braamstruik. En de opdracht? Hij moest terug naar Egypte. Dat wilde hij onder geen enkel voorwaarde. Hij heeft dat ook duidelijk kenbaar gemaakt in zijn dialoog met God. Het eerste wat hij tegen God zei was: “Ik kan dat helemaal niet”.  God stelde hem toen gerust met de woorden: “Ik ben met je”. Maar daarop antwoorde hij: “De mensen zullen mij helemaal niet geloven”. Daarna liet God hem twee wonderen zien, de staf die veranderde in een slang en zijn hand die melaats werd. Maar toch hield Mozes voet bij stuk, hij zou niet teruggaan naar Egypte. Vervolgens zei hij: ”Maar ik kan niet goed spreken…” en God zei: “Ik zal je mond helpen”. Een ding werd nu wel duidelijk. Voor elke obstakel van Mozes had God wel een oplossing. Maar toen Mozes door zijn lijst van smoesjes heen was zei hij uiteindelijk tegen God: “Stuur toch iemand anders”. God werd daardoor boos en besloot Aäron mee te sturen.

Gods roeping kan soms moeilijk en ongemakkelijk zijn. Maar hoort dat niet zo? Leren wij God niet beter kennen juist in de moeilijke situaties? Moeilijke en ongemakkelijke omstandigheden leren ons om afhankelijk te worden van God zelf. God roept ons niet aan de hand van onze kwalificaties, maar wil juist onze gehoorzaamheid en ons vertrouwen. Mozes wilde maar liefst in zijn eigen veilige comfortzone blijven. Daar waar hij de baas was. Willen wij dat ook niet vaak in ons eigen leven? Toch stiekem de baas blijven over ons eigen leven? God vraagt aan ons volledige overgave.

De controle over je leven volledig uit handen geven. Durf je dat?