Vandaag, dag 6 van de veertigdagentijd, lezen we Genesis 12:1-3, de start van een verhaal dat wel bekend is maar waar we niet zo vaak bij stil staan. Marije legt er voor ons de vinger bij.
1 De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat Ik je zal wijzen. 2 Ik zal je tot een groot volk maken, Ik zal je zegenen, je naam veel aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn.
Abram was een rijk man, getrouwd, familie, slaven en slavinnen. Hij was een gesetteld man, die zijn leven goed voor elkaar had.
En toen, op een dag toen Abram al 75 jaar oud was, riep God hem: ‘Trek weg uit je land.’ Abram moest weggaan van waar hij woonde, weg van zijn familie, wég uit zijn cultuur, een land waar de mensen God niet kenden. Hij moest op weg naar een land dat God hem wees.
God beloofde Abram dat Hij hem zou maken tot een groot volk en tot een bron van zegen voor de volken. Door Hem te gehoorzamen en te dienen, door rechtvaardig en goed te handelen. Dat was een grote taak.
Abram ontving die roep en is de centrale figuur, maar iederéén om hem heen kreeg met deze roeping te maken. Je kunt zeggen: ook zij werden geroepen. Zijn vrouw Saraï had niets gehoord, maar is toch geroepen om weg te gaan samen met haar man. Later zou ze zijn zoon baren en stammoeder worden van Gods volk. En dan Lot, zijn neef, die ook meeging. En zijn slaven en slavinnen. Ze gingen mee omdat Abram was geroepen en ze op hem en op God vertrouwden.
Zij worden ook meegenomen in de belofte die God aan Abram doet: wie hem zegenen, zal God zegenen. Trouw wordt beloond, juist in de woestijn.
Soms zijn wij op zoek naar een stem die ons roept en leidt door de woestijn. Een stem die continu met ons in gesprek is, die ons roept en deze roeping ook steeds bevestigt. Maar dat is een ervaring die bijna niemand heeft. Abram sprak in zijn zeer lange leven slechts een handjevol keren met God. Hij werd de woestijn ingestuurd met een belofte, maar ook in de wetenschap dat hij alles achter moest laten. Ook voor Abram was nog lang niet alles duidelijk. En de mensen eromheen moesten het doen met de ervaringen van Abram en met de stem die hij had gehoord.
Zo is dat ook voor ons. We moeten niet wachten met verdergaan op de goede weg totdat we telkens bij elke stap weer bevestigd worden. Dat deed Abram ook niet. Vaak weten we wel wat goed is. Daar moeten we trouw aan blijven. We kunnen ons dan optrekken aan het geloof van anderen en aan de beloften die God aan anderen heeft gedaan, aan beloften die in de Bijbel staan.
Soms horen we God wel, meestal horen we Hem niet. Ook als dit momenten zijn dat we dat het meeste nodig hebben. God roept en God zwijgt. Het is allebei waar.
Op de momenten dat God zwijgt mogen we ons vasthouden aan wat Hij heeft gezegd, tegen ons, tegen anderen en in de Bijbel. Laat je niet tegenhouden als je niet elk moment op de weg bevestigd wordt in dat je het goede doet. Doe als Abram, wees gehoorzaam en wees vruchtbaar in het koninkrijk van God. Trek weg uit je land!
In de lijdenstijd kunnen we ons beeld van God bijstellen: van de God die de hele tijd hoorbaar praat en opdrachten geeft, naar een God die gesproken heeft en trouw is en blijft, zelfs als we dat nu nog niet horen en zien. Als wij even geen geloof hebben, hebben we altijd nog het geloof van anderen.
Aan welke beloften kan jij je vasthouden?