Welkom bij 40 dagen hier&nu, een podcast van Verre Naasten, Lume, LPB Media en Kerkpunt.
Vandaag is het 11 maart en dag 23 van de Veertigdagentijd. Verdreven uit je eigen stad en leefomgeving en dan horen van God dat je het goede moet zoeken voor de plek waar je absoluut niet wil zijn. Wat heeft ons dat vandaag te zeggen, want zijn wij waar we niet willen zijn? Petrus zegt er dit over in z’n eerste brief (1Petrus 2:11 en verder): Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn; daarom vraag ik u: leid te midden van de heidenen een goed leven. Handel als vrije mensen maar ook als dienaren van God.
Ria start haar overdenking in Berlijn en eindigt in Jeruzalem.
Het Pergamonmuseum in Berlijn is wegens verbouwing gesloten, maar over een paar jaar is de Isjtarpoort daar weer te bezichtigen. Deze poort wordt geflankeerd door hoge stukken muur, geheel bedekt met een mozaïek van donkerblauw en oker geglazuurde tegels. Het bouwwerk is gedecoreerd met bloemmotieven en afbeeldingen van leeuwen, draken en oerossen. Nebukadnessar heeft dit kunstwerk in 575 voor Christus in Babel laten bouwen.
Het is niet onmogelijk dat Joodse handwerkslieden nog aan de poort hebben meegebouwd, want de eerste deportaties van Judeeërs naar Babel vinden vóór die tijd plaats. En hoewel vooral de mensen uit de bovenlaag van de Judese samenleving worden weggevoerd, zijn er ook smeden en wagenmakers bij. Werklieden die Nebukadnessar goed kan gebruiken bij zijn project: de opbouw van Babel.
De ballingen hopen dat ze met Gods hulp snel naar huis kunnen. “Tot volgend jaar in Jeruzalem.” Maar ze krijgen een brief van Jeremia, en hij duidt de situatie heel anders. God zelf heeft Israël in handen gegeven van Nebukadnessar. Deze koning zal nog veel meer Judeeërs naar Babylonië halen, en Jeruzalem met de grond gelijk maken. Houd maar rekening met zo’n zeventig jaar, zegt Jeremia. Jullie zullen je land niet meer terug zien. Maar je kleinkinderen misschien wèl. Andere volken en koningen zullen Babylonië onderwerpen en uiteindelijk zal er niets van overblijven.
Maar zover is het nog lang niet. Babel groeit en bloeit. De toekomst en roeping van de ballingen ligt niet in Israël, maar hier. Jeremia spoort hen aan om zich in te zetten voor Babels voorspoed en vrede. “Want de voorspoed van de stad is ook jullie voorspoed.” Blijkbaar kun je zegen ontvangen als je vastzit in een vreemd land, in een heidense stad, ver weg van je geboorteland. En misschien kun je ook wel zegen doorgeven.
Het hart van de ballingen wordt twee kanten uit getrokken. De heimwee blijft, naar een land ver weg, naar een stad die niet meer bestaat: Als ik jou vergeet, Jeruzalem, laat dan mijn hand de snaren vergeten. Laat mijn tong aan mijn gehemelte kleven.
Ze zijn vreemdelingen, ver van huis. Zoals Jeremia de ballingen oproept zich in te zetten voor de voorspoed van de stad, spoort vele eeuwen later Petrus, discipel van Jezus, de gelovigen die ‘als vreemdelingen ver van huis te midden van de heidenen wonen’ aan een goed leven te leiden, omwille van de Heer. Dat is wat God wil. ‘Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer.’ ‘Handel als vrije mensen, maar ook als dienaren van God.’
Zo ben je een licht in een donkere tijd. Voel Gods liefde voor jouw leefomgeving, geef er handen en voeten aan. Houd van je stad of dorp, van de mensen in je straat. En zie verwachtingsvol uit naar Gods nieuwe wereld.
De inzet van de ballingen voor de voorspoed van de stad en die van Nebukadnessar hebben resultaat: “Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit?” De waanzin die over de koning komt, is een teken van de HEER.
Babel was een prachtige stad. Dat is nog te zien aan de Isjtarpoort. Maar in het Nieuwe Testament bestaat Babel alleen nog als symbool van alles wat slecht en verdorven is, als tegenhanger van een Jeruzalem dat zich geheel toewijdt aan haar Heer. Aan Babel komt een einde. Jeruzalem heeft de toekomst.